Zo’n twee jaar geleden kwam er een man van 83 jaar in mijn praktijk. Hij werd vergezeld door zijn dochter van midden vijftig. Hij was een echte Eindhovenaar met een lekker duidelijk dialect. Omdat ik mij als rasechte Brabantse ook thuis voel met dialecten, was er meteen al een klik. We voerden het gesprek dan ook gemoedelijk in het Brabants.

Het werd me al snel duidelijk dat de man kwam voor zijn overleden vrouw. Omdat mijn spirituele doorgeefluik meteen openstond, had ik direct contact met haar. De meegekomen dochter had geen hoge pet op van het spirituele, maar omwille van haar vader was ze toch meegegaan naar de praktijk. Bij het voorstellen vroeg ik haar waarom zij haar mooie rode jas niet aanhad, waarop ze me vreemd aankeek. Ik stapte  maar weer over op haar vader. En vroeg hem of hij die ochtend weer genoten had van zijn rijstepap en of hij ook de vogeltjes niet vergeten was. Hij vroeg me meteen hoe ik daar bij kwam. Ik zei hem dat ik dat te horen kreeg van een vrouw die naast hem stond en die me dat doorgaf. Zo had de vrouw mij ook dat van de rode jas van de dochter doorgegeven, maar dat hield ik op dat moment nog voor me.

Snert

Deze vrouw zei me ook te vragen naar de sokken van de man. Hij had volgens mijn contact twee verschillende kleuren sokken aan, met in een sok een gaatje op de hiel. Ik gaf de boodschap door waarop de man zijn schoenen uitdeed en warempel, hij droeg twee verschillende sokken: een donker blauwe en duidelijk een zwarte. En ja, bij één sok zat er een klein gaatje op de hiel. Na nog een paar dingen doorgegeven te hebben begon de man langzaam aan wat te snuffen. De dochter bleef stil en luisterde alleen maar. De man huilde dat hij zijn vrouw zo miste, want het was wel duidelijk dat “mijn contact” (de boodschapster) zijn overleden vrouw was.

De man snotterde: “niemand kan het zo maken zoals mijn vrouw het deed”. Waarop mijn boodschapster lachte en aan mij doorgaf dat hij het over haar erwtensoep had, die hij altijd snert noemde. Ik herhaalde dat tegenover de man en zei daarom “je hebt het nu over haar erwtensoep, maar jij noemde het snert”. Ik legde uit dat het heel belangrijk was voor de vrouw dat ik beide benamingen noemde. Waarop de man zei: “ja, daar hadden we altijd een leuke babbel over. Zij hield vast aan erwtensoep en ik aan de snert.”

Al met al werd het een leuk luchtig consult. Bij het vertrek vroeg de dochter mij bij het handen schudden: “kan je mijn moeder laten weten dat ik vaker mijn rode jas zal aantrekken, en kun je haar ook zeggen dat ik van haar houd?” Haar moeder gaf mij meteen een boodschap voor haar dochter door. Ik zei tegen haar: “dat van je jas, daar is ze blij om, maar dat je van haar houdt hoef ik haar niet te zeggen, want dat weet ze wel.”

Liefs, Wies Bakker


Fotoverantwoording: © Can Stock Photo / albund